Onregelmatige werkwoorden Engels

Wat zijn onregelmatige werkwoorden?

Bij onregelmatige werkwoorden mag je de algemene regels voor de simple past en het voltooid deelwoord vergeten. Deze werkwoorden wijken hiervan af waardoor ze dus ‘onregelmatig’ zijn.

Wanneer gebruik je onregelmatige werkwoorden in het Engels?

Er is geen bepaalde regel voor; je moet ze gewoon herkennen en toepassen. Deze verschillende vormen kan je dus vanbuiten leren. Er is geen andere optie. Na verloop van tijd blijven ze vanzelf in je hoofd zitten. Helemaal onderaan vind je ook oefeningen onregelmatige werkwoorden. Door te oefenen, zal je deze werkwoorden beter en sneller onthouden!

Welke onregelmatige werkwoorden zijn er?

Onregelmatige werkwoorden Engels

Hieronder een compleet overzicht van alle Engelse onregelmatige werkwoorden. Zoals je kan zien, zijn er soms ook werkwoorden die zowel een onregelmatige als een regelmatige vervoeging hebben. De regelmatige vervoeging hebben we er dan ook bij genoteerd. Indien er sommige dingen nog niet duidelijk zijn, laat het dan zeker weten in de comments onderaan!

Opdeling kolom onregelmatige werkwoorden:

  • In de eerste kolom staat de infinitief; dit is de werkwoordvorm die niet vervoegd is. Deze beginnen altijd met ‘to’ – voor het werkwoord ‘begin’ is de infinitief dus ‘to begin’
  • In de tweede kolom staat de verleden tijd/past simple van het Engelse werkwoord
  • In de derde kolom het voltooid deelwoord
  • Om te eindigen met de vertaling van de infinitief in het Nederlands
Infinitief (to+)Verleden tijdVoltooid deelwoordVertaling
AriseAroseArisenVoordoen
AwakeAwakened / awokeAwekened / awokenWakker worden
BeWas/wereBeenZijn
BeatBeatBeatenSlaan
BecomeBecomeBecomeWorden
BeginBeganBegunBeginnen
BendBentBentBuigen
BetBetBetWedden
BindBoundBoundBinden
BiteBitBittenBijten
BleedBledBledBloeden
BlowBlewBlownBlazen
BreakBrokeBrokenBreken
BringBroughtBroughtBrengen
BroadcastBroadcastBroadcast / broadcastedUitzenden
BuildBuiltBuiltBouwen
BurnBurnedBurnedBranden
BurstBurstBurstBarsten
BustBusted / BustBusted / BustBetrappen
BuyBoughtBoughtKopen
CatchCaughtCaughtVangen/halen
ChooseChoseChosenKiezen
ClingClungClungVastklampen
ComeCameComeKomen
CostCostCostKosten
CreepCreptCreptKruipen
CutCutCutSnijden
DealDealtDealtDelen
DigDugDugGraven
DiveDove / DivedDivedDuiken
DoDidDoneDoen
DrawDrewDrawnTrekken/tekenen
DreamDreamed / DreamtDreamed / DreamtDromen
DrinkDrankDrunkDrinken
DriveDroveDrivenRijden/besturen
DwellDwelt / dwelledDwelt / dwelledVerblijven
EatAteEatenEten
FallFellFallenVallen
FeedFedFedVoeden
FeelFeltFeltVoelen
FindFoundFoundVinden
FlingFlungFlungSmijten
FlyFlewFlownVliegen
ForbidForbadeForbiddenVerbieden
ForgetForgotForgottenVergeten
ForsakeForsookForsakenOpgeven
FreezeFrozeFrozenVriezen
GetGotGot / GottenBekomen/worden
GiveGaveGivenGeven
GoWentGoneGaan
GrowGrewGrownGroeien
HangHungHungHangenHangen
HaveHadHadHebben
HearHeardHeardHoren
HideHidHiddenVerbergen
HitHitHitSlaan
HoldHeldHeldHouden
HurtHurtHurtBezeren
KeepKeptKeptHouden
KneelKneltKneltKnielen
KnitKnit / knittedKnit / knittedBreien
KnowKnewKnownKennen/weten
LayLaidLaidLeggen
LeadLedLedLeiden
LeanLeant / leanedLeant / leanedLeunen
LeapLeapt/ leapedLeapt/ leapedSpringen
LearnLearntLearntLeren
LeaveLeftLeftLaten/ verlaten
LendLentLentLenen
LetLetLetLaten/ huren
LieLayLainLiggen
LightLit / lightedLit / lightedAansteken
LoseLostLostVerliezen
MakeMadeMadeMaken
MeanMeantMeantMenen
MeetMetMetOntmoeten
MistakeMistookMistakenZich vergissen
MowMowedMownMaaien
PayPaidPaidBetalen
ProveProvedProven / provedBewijzen
PutPutPutZetten
QuitQuit / QuittedQuit / QuittedStoppen
ReadReadReadLezen
RideRodeRiddenRijden
RingRangRungBellen
RiseRoseRisenOpstaan
RunRanRunLopen
SawSawedSawnZagen
SaySaidSaidZeggen
SeeSawSeenZien
SeekSoughtSoughtZoeken
SellSoldSoldVerkopen
SendSentSent(Ver)sturen
SetSetSetZetten/plaatsen
ShakeShookShakenSchudden
ShineShone / shinedShone / shinedSchijnen
ShitShit / shat / shittedShit / shat / shittedSchijten
ShootShotShotSchieten
ShowShowed ShownTonen
Cursus Engels zoeken

ShuShutShutSluiten
SingSangSungZingen
SinkSankSunkZinken
SitSatSatZitten
SleepSleptSleptSlapen
SlideSlidSlidGlijden
SmellSmelt / smelledSmelt / smelledRuiken
SneakSnuck / sneakedSnuck / sneakedSluipen
SpeakSpokeSpokenSpreken
SpellSpeltSpeltSpellen
SpendSpentSpentUitgeven
SpillSpilt / spilledSpilt / spilledVerspillen
SpitSpatSpatSpuwen
SplitSplitSplitSplitsen
SpoilSpoilt / spoiledSpoilt / spoiledVerspillen
SpreadSpreadSpreadSprijden
SpringSprangSprungSpringen
StandStoodStoodStaan
StealStoleStolenStelen
StickStuckStuckKleven
StinkStankStunkStinken
StrideStrodeStriddenStrijden
StrikeStruckStruckSlaan
SwearSworeSwornZweren
SweepSweptSweptVegen
SwellSwelledSwollen / swelledZwellen
SwimSwumSwumZwemmen
SwingSwungSwungSchommelen
TakeTookTakenNemen
TeachTaughtTaughtOnderwijzen
TearToreTornScheuren
TellToldToldZeggen
ThinkThoughtThoughtDenken
ThrowThrewThrownGooien
UnderstandUnderstoodUnderstoodBegrijpen
UndertakeUndertookUndertakenOndernemen
WakeWoke / wakedWoken / wakedWekken
WearWoreWornDragen
WeepWeptWeptWenen
WinWonWonWinnen
WindWoundWoundOpwinden
WriteWroteWrittenschrijven

Oefeningen onregelmatige werkwoorden

Meerkeuze oefening

Cursus Engels voor beginners (met onbeperkt oefenen)

Inhoudstafel

Home

Werkwoorden

Hulpwerkwoorden
Present Simple
Present Continuous
Toekomende tijd
Past Simple
Present Perfect
Past Perfect
Voorwaardelijke wijs
Passieve vorm
Can en must
Onregelmatige werkwoorden