Relative Pronouns: hoe gebruik je ze correct in het Engels?

Relative pronouns zijn Engelse voornaamwoorden die twee zinnen met elkaar verbinden door te verwijzen naar een eerder genoemd zelfstandig naamwoord (de zogeheten antecedent). Ze voegen extra informatie toe en maken je tekst of uitspraak soepeler en overzichtelijker. Denk aan woorden als who, which, that, whose en whom.

In deze blogpost leer je:

  1. Welke relative pronouns er zijn en wanneer je ze gebruikt.
  2. Hoe je zinnen opbouwt met het juiste voornaamwoord.
  3. Waar je op moet letten qua grammatica en leestekens.

1. Welke relative pronouns zijn er in het Engels?

De meest gebruikte relative pronouns zijn:

  1. who
  2. which
  3. that
  4. whose
  5. whom (minder vaak in informele taal)

Daarnaast heb je soms ook where, when en why als relatieve bijwoorden, maar die vallen niet strikt onder de ‘pronouns’-categorie; ze functioneren echter vaak op dezelfde manier in een bijzin.


1.1. Who

  • Betekenis: verwijst naar personen.
  • Voorbeeld (Engels): The woman who called you is my sister.
  • Vertaling (Nederlands): De vrouw die jou belde, is mijn zus.

Gebruik je who? Dan weet je dat het antecedent (het woord waarnaar je verwijst) een persoon (of personen) is.


1.2. Which

  • Betekenis: verwijst naar dieren, dingen of hele zinnen.
  • Voorbeeld (Engels): I bought a book which is all about ancient Rome.
  • Vertaling (Nederlands): Ik kocht een boek dat helemaal over het oude Rome gaat.

1.3. That

  • Betekenis: kan zowel naar personen als naar dingen verwijzen. Vaak zie je that bij essentiële informatie.
  • Voorbeeld (Engels): The laptop that I bought last week is already broken.
  • Vertaling (Nederlands): De laptop die ik vorige week kocht, is nu al kapot.

That gebruik je vooral in beperkende bijzinnen (restrictive clauses), waarin de informatie onmisbaar is voor de betekenis van de hoofdzin. In iets formeler Engels kunnen who en which ook gebruikt worden in deze context, maar that klinkt kort en bondig.


1.4. Whose

  • Betekenis: geeft bezit aan (van wie iets is).
  • Voorbeeld (Engels): The student whose phone rang in class got a warning.
  • Vertaling (Nederlands): De student wiens telefoon afging in de les, kreeg een waarschuwing.

Let op dat whose zowel voor personen als dingen kan worden gebruikt, al klinkt het laatste wat formeler of minder gebruikelijk.


1.5. Whom

  • Betekenis: formeel alternatief voor who, verwijzend naar het lijdend voorwerp of na een voorzetsel.
  • Voorbeeld (Engels): The friend whom I invited didn’t show up.
  • Vertaling (Nederlands): De vriend die ik had uitgenodigd, kwam niet opdagen.

In alledaagse (informele) gesproken taal in het Engels hoor je whom niet zo vaak. Veel Engelstaligen zullen hier gewoon who gebruiken, ook al is dat grammaticaal niet altijd volgens de “strikte” regel.


2. Restrictive vs. Non-restrictive Clauses

Naast de keuze van het juiste relative pronoun is de soort bijzin belangrijk. Er zijn twee typen: restrictive (beperkend) en non-restrictive (niet-beperkend).

  1. Restrictive (zonder komma’s): de informatie in de bijzin is essentieel om het antecedent te herkennen.
    • The car that is parked outside is mine.
    • Zonder de bijzin weten we niet precies over welke auto het gaat.
  2. Non-restrictive (met komma’s): de informatie is extra, niet-essentieel.
    • The car, which is parked outside, is mine.
    • De bijzin is hier een toevoeging, we weten al welke auto bedoeld wordt.

Let op het gebruik van komma’s en het juiste woord. In non-restrictive clauses wordt that meestal niet gebruikt. Dan kies je voor who (bij personen) of which (bij dingen).


3. Veelvoorkomende fouten en aandachtspunten

  1. Verwarring tussen ‘that’ en ‘which’
    • That is gebruikelijk in beperkende bijzinnen zonder komma’s.
    • Which komt vaak voor in niet-beperkende bijzinnen met komma’s.
  2. Het weglaten van het relative pronoun
    In informele taal kun je soms het relative pronoun weglaten als het een lijdend voorwerp is in de zin:

    • The book (that) I recommended is a bestseller.
      Dit mag echter niet altijd, en meestal doe je dit niet in formele teksten.
  3. Whom vs. Who
    • Whom is formeel en gebruik je na een voorzetsel of als lijdend voorwerp.
    • In moderne spreektaal, vooral in Amerikaans Engels, wordt whom soms als ouderwets gezien. Who is gebruikelijker, maar let in formeel schrijven wel op de juiste grammatica als je echt “netjes” wilt overkomen.

4. Oefeningen en voorbeeldzinnen

  1. Vul het juiste relative pronoun in:
    • The teacher ___ explained the grammar was very clear.

    Antwoord: who (verwijst naar een persoon).

  2. Met of zonder komma?
    • My sister, ___ lives in Paris, is coming to visit.

    Antwoord: who (non-restrictive), en er zijn komma’s omdat deze informatie extra is.

  3. Kies: that of which?
    • The laptop ___ I bought last week is already broken.

    Antwoord: that (beperkende bijzin, geen komma’s).

Rate this post

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *