Past perfect

De past perfect stemt overeen met de voltooid verleden tijd in het Nederlands.

Hoe vorm je de past perfect?

Er is een verschil tussen de enkelvoudige en de progressieve vorm.

Enkelvoudige vorm

De enkelvoudige vorm van de past perfect =

  • de verleden tijd van to have (had)
  • + voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord:

 

Bevestigend

Ontkennend

Vraagvorm

I had looked I had not looked Had I looked?
You had looked You had not looked Had you looked?
He/she/it had looked He/she/it had not looked Had he/she/it looked?
We had looked We had not looked Had we looked?
They had looked They had not looked Had they looked?

Progressieve vorm

Vorming =

  • had
  • + been
  • + onvoltooid deelwoord

Bevestigend

Ontkennend

Vraagvorm

I had been looking I had not been looking Had I been looking?
You had been looking You had not been looking Had you been looking?
He/she/it had been looking He/she/it had not been looking Had he/she/it been looking?
We had been looking We had not been looking Had we been looking?
They had been looking They had not been looking Had they been looking?

Inhoudstafel

Home

Werkwoorden

Hulpwerkwoorden
Present Simple
Present Continuous
Toekomende tijd
Past Simple
Present Perfect
Past Perfect
Voorwaardelijke wijs
Passieve vorm
Can en must
Onregelmatige werkwoorden