Engels, Nederlands
aunt, tante
baby, baby
brother, broer
child, kind
children, kinderen
cousin, neef of nicht
dad, vader (informeel)
daughter, dochter
divorce, scheiding
family, familie
father, vader (formeel)
grandchild, kleinkind
granddaughter, kleindochter
grandfather, grootvader
grandmother, grootmoeder
grandparents, grootouders
grandson, kleinzoon
mother, moeder (formeel)
mum, moeder (informeel)
nephew, neef
niece, nicht
parents, ouders
sister, zus
son, zoon
twin, tweeling
uncle, nonkel
[/table]Ken jij het Nederlandse woord in het Engels?
Hoe werkt de oefening?
- Typ alle woorden in het vrije veld
- Op het einde verschijnt de knop “check it”. Klik op deze knop
- 2 mogelijkheden:
- Alles juist: er verschijnt een groene boodschap
- Nog fouten? De fout ingevulde velden zijn dan weer leeg. Blijf proberen tot je alles juist hebt! Opgelet: hoofdlettergevoelig
Start oefening hier:
children (kinderen)
divorce (scheiding)
grandson (kleinzoon)
daughter (dochter)
nephew (neef)
aunt (tante)
Overzicht andere woordenlijsten
Leer nog meer bij dankzij onderstaande woordenlijsten Engels-Nederlands:
Handige basiswoordenschat
· Cijfers · Dagen, maanden, seizoenen in het Engels · Dieren
|
Vrije tijd
· Hobby’s · Kledij · Sport
|
Eten & drinken
|
Reizen & klimaat
· Reizen · Landen · Verkeer
|
Lichaam & gezondheid
· Bewegen · Karakter |
Zakelijk Engels
· Beroepen · Landbouw · Werk · Economie
|
Wonen
· Keuken |
Familie & geloof
· Geloof
|
Overheid, wet & criminaliteit
· Politiek · Overheid
|